Wetsvoorstel minimumbeloning en zelfstandigenverklaring ZZP’ers
Wetsvoorstel Minimumbeloning en zelfstandigenverklaring ZZP’ers
Er zijn twee concept wetteksten opgesteld om de Wet DBA (deregulering beoordeling arbeidsrelatie) te vervangen. Deze wetteksten bevatten de volgende bepalingen:
- Een minimumtarief van € 16 per uur voor zzp’ers, zodat ze verzekerd zijn van een bestaansminimum. Dit minimumtarief is zonder omzetbelasting, omvat geen directe kosten (zoals materiaalkosten) en geldt voor alle uren die een ZZP’er aan een opdracht besteedt.
- De zelfstandigenverklaring. Deze verklaring geeft zekerheid dat de arbeidsrelatie voor de loonheffing en de werknemersverzekeringen niet kwalificeert als dienstbetrekking. Ook moet de verklaring zo veel mogelijk zekerheid geven over de arbeidsrechtelijke gevolgen. De opdrachtnemers (met een tarief van minstens € 75 per uur) en opdrachtgevers kunnen de verklaring toevoegen aan een schriftelijke overeenkomst waarin zij vóór de start van de werkzaamheden afspraken maken (overeenkomst van opdracht). De opdracht mag niet langer duren dan 1 jaar.
Volgens het kabinet is een tarief van 16 euro voldoende om een bestaansminimum te verdienen bij 40 uur werk per week en 46 werkweken per jaar. Van die 16 euro moeten de zzp’ers ook hun reserveringen doen, voor ziekte, arbeidsongeschiktheid en algemene kosten. Het minimumtarief wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd aan de hand van het sociaal minimum.
Leeftijd, de aard van de werkzaamheden of nationaliteit zijn van belang. Dus ook zzp’ers jonger dan 21 hebben recht op het minimumtarief.
Als achteraf blijkt dat de uren zijn overschreden, moet de opdrachtgever in de gate houden of hij niet onder het minimumtarief zakt. Opdrachtgever en opdrachtnemer kunnen samen vaststelling welke kosten en uren direct aan de opdracht toe te rekenen zijn.
Welke kosten zijn aan de opdracht toe te rekenen?
- de kosten voor de voorbereiding van de opdracht;
- de kosten voor de feitelijke uitvoering van de opdracht;
- de uren die besteed zijn aan de uitvoering van de opdracht;
- de uren die besteed zijn aan het reizen van en naar de opdracht;
- kosten voor vervoer in het kader van de opdracht (met een uitzondering, zie hieronder).
Welke kosten zijn niet aan de opdracht toe te rekenen?
- kosten en tijd voor vervoer van en naar de vaste woon- of verblijfplaats en voor vervoer tussen bestemmingen van verschillende opdrachten;
- kosten en tijd acquisitie- en representatiekosten;
- kosten en tijd voor administratie;
- kosten en tijd voor scholing en studie en kosten voor vakliteratuur;
- verzekeringspremies, tenzij de verzekering enkel is afgesloten voor de opdracht;
- kosten voor communicatie en communicatiemiddelen;
- kosten en tijd voor het opstellen en ondertekenen van de overeenkomst tussen de opdrachtgever en de zelfstandige;
- kosten die gemaakt zijn voor het verkrijgen van de zelfstandigenverklaring;
- kosten voor bedrijfsmiddelen die voor meerdere opdrachten worden of zullen worden gebruikt;
- kosten voor de ontwikkeling van een dienst indien deze dienst voor meerdere opdrachtgevers wordt of zal worden verricht.
Staan de kosten of uren niet in het wetsartikel? Dan moeten de partijen zelf een oordeel geven.